De evolutie van de plasmatelevisie

T-con

 

 

Plasmaschermen bestaan al sinds het begin van de jaren vijftig en waren ooit het hoofdbestanddeel van thuisbioscopen, maar worden nu in hoog tempo ook op andere gebieden gebruikt. Nieuwe technologieën, een betere beeldkwaliteit en kosteneffectieve productieprocessen hebben deze overstap mogelijk gemaakt. Het plasmascherm is een type flat-panel display dat gebruik maakt van een LCD-paneel met een digitale microspiegel (DMD) als achtergrondverlichting. De DMD projecteert afzonderlijke beelden op afzonderlijke pixels zodat deze als een reeks lichtpuntjes op het scherm verschijnen. Het belangrijkste voordeel van deze schermen is dat zij veel minder energie verbruiken dan andere soorten schermen. Ze maken efficiënter gebruik van elektriciteit doordat ze hogere vernieuwingsfrequenties hebben, dunner zijn en minder stroom nodig hebben dan hun tegenhangers met vloeibare kristallen. In sommige gevallen is het mogelijk dat de T-con aan vervanging toe is. Dit artikel beschrijft de geschiedenis van plasmatelevisies en hoe de technologie zich in de loop der tijd heeft ontwikkeld. Nieuwe innovaties, zoals de OLED-technologie, versnellen de toepassing ervan.

Geschiedenis van plasmaschermen

Het eerste plasmascherm werd in 1952 gemaakt door Dr. Edward Long, een Amerikaanse natuurkundige en uitvinder, in het Columbia-Princeton Plasma Physics Laboratory. Plasmaschermen werden gecreëerd voor wetenschappelijke doeleinden, maar pas in de jaren 1970 werd plasma gebruikt als beeldscherm voor televisies. Naast plasmaschermen werden ook andere soorten schermen onderzocht en ontwikkeld. Het vroegste type beeldscherm was de kathodestraalbuis (CRT), die op grote schaal werd gebruikt in televisies. In de jaren zestig begonnen onderzoekers uit Japan, Duitsland en de Verenigde Staten te werken aan de ontwikkeling van een energiezuinig alternatief voor CRTs. CRT's gebruiken elektronen die rond een stuk fosfor draaien als lichtbron. Een probleem met deze technologie is dat het veel energie kost om elk beeld te produceren. Plasmaschermen werden ontwikkeld om CRT's te vervangen omdat ze minder energie verbruiken, dunner zijn en duidelijkere beelden produceren. Plasmaschermen werden in de jaren 1950 uitgevonden, maar werden pas eind jaren 1970 populair. Plasmaschermen werden vooral gebruikt op gebieden waar ze kosteneffectiever waren dan CRT's.

Plasmaschermtechnologie

Toen plasmaschermen voor het eerst werden gemaakt, maakten ze gebruik van een passief type paneel. Passieve panelen hebben een achtergrondverlichting en een elektronenkanon dat de elektronen uit een bron haalt en ze naar het paneel versnelt. De elektronen worden dan door het paneel aangetrokken en raken de fosforlaag op de achterkant van het scherm. Het fosfor wordt verhit om licht uit te stralen. Dit type paneel werd beschouwd als een verbetering ten opzichte van CRT's omdat het dunner was, minder energie verbruikte, duidelijkere beelden produceerde en minder elektriciteit verbruikte. Het gebruikte echter nog steeds een vacuüm als substraat, waardoor het kwetsbaarder was dan andere typen beeldschermen. Onderzoekers ontdekten ook dat plasmaschermen gevoelig waren voor slechte weersomstandigheden, zoals regen en storm. Dit leidde tot de ontwikkeling van plasmaschermen die robuuster waren dan de vroege modellen.

Evolutie van OLED televisies

De eerste OLED-tv's werden in 2012 geïntroduceerd, en ze waren duur omdat ze dure OLED-panelen gebruikten. Nu worden OLED-tv's betaalbaarder en worden ze in grotere hoeveelheden geproduceerd. OLED is de volgende stap in de evolutie van plasmatechnologie, omdat het betere beelden produceert met minder energie. OLED-panelen hebben een hogere helderheid, betere kijkhoeken, een betere kleurnauwkeurigheid en een snellere reactietijd (tussen beelden) dan plasmapanelen. Daarom produceren OLED-tv's betere beelden dan plasma-tv's en zijn ze kosteneffectiever om te maken dan OLED-schermen. OLED-panelen zijn ook duurzamer dan plasmapanelen, waardoor ze geschikt zijn voor gebruik buitenshuis. Bovendien hebben OLED schermen geen last van burn-in of beeldretentieproblemen zoals plasmaschermen. OLED TV's produceren beelden die realistischer zijn dan plasma TV's en bieden een meer meeslepende kijkervaring. De belangrijkste beperking van OLED TV's is dat ze duur zijn om te produceren.

Conclusie

Het plasmascherm is een type flat-panel display dat gebruik maakt van een LCD-paneel met een digitale microspiegel (DMD) als achtergrondverlichting. De DMD projecteert afzonderlijke beelden op afzonderlijke pixels, zodat deze als een reeks lichtpunten op het scherm verschijnen. Het belangrijkste voordeel van deze schermen is dat zij veel minder energie verbruiken dan andere soorten schermen. Ze gebruiken elektriciteit efficiënter omdat ze een hogere vernieuwingsfrequentie hebben, dunner zijn en minder stroom nodig hebben dan hun tegenhangers met vloeibare kristallen. Dit artikel beschrijft de geschiedenis van plasmatelevisies en hoe de technologie zich in de loop der tijd heeft ontwikkeld. Nieuwe innovaties, zoals OLED-technologie, versnellen de toepassing ervan.

This entry was posted in My Blog. Bookmark the permalink.